Montage
Voor een stabiele montage kan de detector in alle soorten plafonds gemonteerd worden, zonder gebruik van
bijkomende elementen (bv. tegels). De detector kan eenvoudig verwijderd worden zonder het plafond of de
plafondtegels te beschadigen.
Inbedrijfstellingsapp
Alle detectoren in de installatie kunnen geconfigureerd worden met de app en 2-wegs Bluetooth®-
communicatie tussen een smartphone of tablet en de melder. Er zijn geen bijkomende configuratietools nodig.
Configuratie
De detector is DALI-2 gecertificeerd (conform IEC 62386). Hij ondersteunt DALI-broadcast en is DALIadresseerbaar, wat betekent dat er aan elk DALI-toestel op de DALI-bus een uniek adres kan worden
toegewezen. De DALI-toestellen kunnen willekeurig aangesloten worden op de DALI-bus, ongeacht bekabeling
en latere configuratie van daglichtzones. DALI-toestellen kunnen later toegevoegd worden, en hun configuratie
kan gewijzigd worden zonder dat de bekabeling aangepast hoeft te worden.
Bescherming met pincode
De detector kan beveiligd worden met een pincode van 4 cijfers in de app, om te voorkomen dat anderen de
detector bedienen of de instellingen wijzigen.
Gebeurtenislogboek
In het gebeurtenislogboek in de app vind je een overzicht van alle gewijzigde instellingen van een bepaalde
detector.
Gevoeligheid
De gevoeligheid van de detector voor bewegingsdetectie kan ingesteld worden met de app en 2-wegs
Bluetooth®-communicatie tussen een smartphone of tablet en de detector. De gevoeligheid kan in 4 niveaus
ingesteld worden.
Documentatie
Documentatie is in digitale vorm beschikbaar en wordt opgeslagen op een webportaal.
Detectiebereik
Het detectiebereik is vastgelegd conform EN/IEC 63180.
HVAC-sturing
De detector kan verwarmings-, ventilatie- en airconditioningsystemen aansturen. Wanneer er beweging
wordt gedetecteerd, wordt de HVAC-sturing ingeschakeld na de geprogrammeerde inschakelvertraging. De
geprogrammeerde uitschakelvertraging bepaalt hoelang het HVAC-toestel ingeschakeld blijft zodra er geen
beweging meer is.
Stand-byminimalisatie
Je kunt een relais gebruiken om de stroomtoevoer naar alle toestellen te onderbreken na een bepaalde tijd. Zo
vermijd je stand-byverbruik als er niemand meer aanwezig is in de ruimte.
230V-verlichting
Het interne relais van de detector kan niet-dimbare 230V-verlichting aansturen (bv. halogeen- of
fluorescentielampen). De lampen kunnen aan- of uitgeschakeld worden op basis van beweging, een ingesteld
luxniveau en/of met een drukknop.
Oriëntatieverlichting
De verlichting kan op een lager niveau ingesteld worden wanneer er geen beweging wordt gedetecteerd
in de zone. Drie seconden na het verstrijken van de uitschakelvertraging wordt het licht gedimd tot
het oriëntatielichtniveau. De uitschakelvertraging van de oriëntatieverlichting bepaalt hoelang de
oriëntatieverlichting wordt gedimd tot een voorgeprogrammeerd lichtniveau tussen 1% en 50%. Wanneer de tijd
verstreken is, gaat de oriëntatieverlichting volledig uit.
Automatische configuratie
Een (defecte) DALI-ballast/driver kan vervangen worden zonder dat er opnieuw geconfigureerd moet worden.
Het nieuwe DALI-toestel zal automatisch de instellingen van het vervangen toestel kopiëren.
Nachtmodus
Met de nachtmodus kun je ervoor zorgen dat een detector zich ‘s nachts anders gedraagt dan overdag. De
nachtmodus kan geactiveerd worden met een schakelaar, een tijdschakelaar of een schemerschakelaar.
Wanneer de detector in Nachtmodus staat, kun je twee verschillende lichtniveaus bepalen (aanwezigheid of
geen aanwezigheid). Er wordt automatisch geschakeld tussen de twee lichtniveaus door een schemerrelais/
tijdschakelaar of een manuele schakelaar. De lichtniveaus zijn eindeloos regelbaar tussen 0% en 100%.
Multizone
Je kunt een bijkomende multizone creëren voor een specifieke toepassing (bv. voor smartboardverlichting).
Met een multizone kun je lichten die zijn toegewezen aan verschillende zones groeperen. Die nieuwe groep
kun je vervolgens afzonderlijk aansturen. Waar nodig kunnen de verlichtingsarmaturen in de nieuwe groep
onafhankelijk van de daglichtsturing gestuurd worden (aan/uit/dimmen). Wanneer deze functie niet actief is,
blijven de armaturen de daglichtsturingsinstellingen volgen.
Lichtsferen
Er kunnen tot 16 lichtsferen ingesteld en aangestuurd worden. De lichtsferen kunnen geactiveerd worden met
een 230V-drukknop, een Bluetooth®-drukknop of het bedieningspaneel dat aangesloten is op de DALI-bus via
interface.
Aangrenzende gebieden
Stuur de verlichting in een aangrenzende ruimte (bv. een gang) aan op basis van beweging in andere ruimtes.
Wanneer de actieve master detector bewegingsdetectie in een gebied/ruimte ontvangt of verzendt, wordt de
verlichting in de aangrenzende ruimte ingesteld op een voorgeprogrammeerd lichtniveau (bv. 50% van het
daglichtniveau). De richting van de aanwezigheidsdetectie kan geconfigureerd worden. De communicatie
tussen de detectoren (master to master) verloopt draadloos.
Vouwdeurfunctie
Stuur de verlichting aan in ruimtes die met een vouwdeur worden onderverdeeld in kleinere ruimtes. Wanneer
de vouwdeur open is, zullen de master detectoren aan weerskanten van de vouwdeur hetzelfde detectiegedrag
vertonen. Wanneer de vouwdeur gesloten is, nemen de master detectoren opnieuw hun individuele
detectorgedrag aan. De detector kan tot vier ruimtes aansturen. De communicatie tussen master detectoren
verloopt draadloos.
Uitbreiding van het detectiegebied
Het detectiebereik van de master detector kan uitgebreid worden met verschillende secundaire detectoren.
Daglichtsturing bij handmatig dimmen
Je kunt het licht in de daglichtzones handmatig op- of neerdimmen. Zodra je stopt met dimmen, wordt het
nieuwe tijdelijke luxniveau opgeslagen in de detector. Het licht wordt vanaf dan daglichtgestuurd op basis
van het nieuwe luxniveau. Wanneer het licht handmatig of automatisch wordt uitgeschakeld, wordt het
oorspronkelijke luxniveau opnieuw geactiveerd.
Uitschakelen boven luxniveau
Wanneer ‘Uitschakelen boven luxniveau’ ingeschakeld is, geeft de detector eerst voorrang aan licht en daarna
aan beweging. De detector regelt de verlichting op basis van het luxniveau in de omgeving. De verlichting gaat
uit wanneer het luxniveau in de ruimte gedurende tien minuten hoger is dan het ingestelde luxniveau, zelfs
wanneer er nog beweging in de ruimte is. Wanneer ‘Uitschakelen boven luxniveau’ uitgeschakeld is, geeft de
detector voorrang aan beweging. De detector regelt de verlichting enkel op basis van beweging. De lichten
gaan alleen uit wanneer de uitschakelvertraging verstreken is.
Daglichtzones
De detector kalibreert daglichtzones automatisch op basis van het luxniveau in elke daglichtzone en de
reflecties in de ruimte. Het kalibreren kan handmatig geactiveerd worden.
Externe bediening
De detector kan het lichtniveau op basis van een input van een externe trigger (bv. een veiligheidsalarm)
instellen op een gewenste waarde.
Instelbaar wit - voorinstelling instelbaar wit
De detector kan de kleurtemperatuur van de aangesloten DT-8 DALI-armaturen wijzigen.
Instelbaar wit - Human Centric Lighting (HCL)
De detector kan het natuurlijke licht imiteren door de kleurintensiteit en -temperatuur van de aangesloten
DT-8 DALI-armaturen te wijzigen volgens het moment van de dag.
